59. Molenspel in de noordelijke Nederlanden
De opkomst van het schaakspel
In de 19e eeuw brak in de noordelijke Nederlanden het schaakspel door. Met nare consequenties voor twee bordspelen die in de Nederlandse cultuur altijd een grote rol hadden gespeeld: het triktrakspel en het molenspel; beide bordspelen raakten in onbruik. Het damspel lijkt het volgende slachtoffer te worden. In een land als Engeland is het damspel zo goed als verdwenen, de Fransen beschouwen het damspel als een inhoudsloos spel, een spel zonder enige diepgang. We mogen dit beschouwen als een verarming van de bordspelcultuur, die langzamer verwordt tot een monocultuur.
Ik beschreef de opkomst van het schaakspel in de noordelijke Nederlanden rond 1800 in hoofdstuk 56. Vertegenwoordigers van de burgerlijke elite kwamen samen om te netwerken. De buitenwereld ‒met inbegrip van de vrouw des huizes, hoewel zij in deze tijd niet werd geacht kritiek uit te oefenen op het gedrag van haar echtgenoot‒ spiegelden zij voor een nieuw spel te praktiseren: het schaakspel. En het schaakspel ook verschafte heren die net niet tot de elite behoorden een excuus zich bij de sociëteit aan te sluiten.
Het schaakspel waaierde in deze periode uit naar plattelandssteden, zie hoofdstuk 58. Het patroon uit de stad herhaalde zich hier: de functie van de sociëteit was dezelfde als in de grote stad, namelijk besloten contacten tussen leden van de burgerlijke elite. Ook hier drongen zich heren binnen die niet tot die burgerlijke elite behoorden maar er graag toe zouden behoren.
De gehele eerste helft van de 19e eeuw waren vertegenwoordigers van de economische elite op de sociëteiten niet welkom. Dit veranderde echter sinds ongeveer 1850, mogelijk een signaal van een voorzichtige democratisering. Toen de democratisering doorzette, stichtten ook vertegenwoordigers van lagere sociale groeperingen schaakverenigingen. Nog altijd stond het schaakspel op de tweede plaats; sociale omgang, gezelligheid, stond nummer één. Pas in het laatste decennium ontstonden schaakverenigingen zoals wij die kennen.
De populariteit van het schaakspel nam daarna sterk toe. Dit had de beschreven negatieve gevolgen voor het triktrakspel en het molenspel, twee zeer oude en eens zeer populaire bordspelen, raakten in onbruik.
Zie voor het triktrakspel hoofdstuk 39 LINK. Samenvattend: dit bordspel werd al in de tweede helft van de 18e eeuw minder populair, waarschijnlijk verdrongen door het damspel, maar leek na 1850 weer enigszins op te leven. De opleving bleek slechts tijdelijk, sinds eind 19e eeuw triktrakte de Nederlander niet meer.
In de bordspelliteratuur wordt over de sociale status van het molenspel weinig geschreven; David Parlett bijvoorbeeld kwam tot één pagina tekst: Parlett 2018:111-2. Om deze reden vat ik samen wat ik in hoofdstuk 24, hoofdstuk 25, hoofdstuk 34 en hoofdstuk 38 over het molenspel schreef.

Alquerque bord en molenbord in verticale positie, ingekrast in twee stenen van een gewelf in het vroegere klooster van de Cisterciënzer monniken
Regio Barnim, Brandenburg (Duitsland)
[Arie van der Stoep, Jan de Ruiter & Wim van Mourik 2021:151]
Het molenspel
Het 2×9-molenspel is een zeer oud spel, gespeeld in de eerste eeuwen van onze jaartelling. We vinden inkervingen van het molenbord in christelijke kerken, vaak samen met het lijnendambord. De inscripties werden zowel horizontaal als verticaal aangebracht, zodat een spelfunctie onmogelijk lijkt. Ze hadden dus een symbolische functie, maar welke weten we niet. Mijn zeer voorzichtige conclusie: de borden verwijzen naar de aarde en naar de functie van een kerkgebouw als tempel.
Beide spelen ‒molenspel en lijnendamspel‒ waren zeer populair in de middeleeuwse Europese samenleving. Er was verschil: het damspel had een hoger sociaal aanzien, een hogere status, dan het molenspel. Dit werd bijvoorbeeld duidelijk in een tekst van de Engelse schrijver John Lydgate uit 1426 over vertegenwoordigers van de opkomende Engelse burgerklasse, rijk geworden door de handel naar ik aanneem, die onderling schaakten en damden. “Het sterkst speel ik het molenspel”, zegt een van hen. Hij speelt dit spel tegen een schaapherder, de heren onderling spelen het molenspel niet. Kennelijk genoot het molenspel een lagere status dan het schaakspel en het damspel. Waar heeft de man het molenspel zo sterk leren spelen? In de huiselijke kring, is mijn conclusie.
Ook Nederlanders speelden het molenspel in de huiselijke kring. Begin 17e eeuw beschreef Hugo de Groot in versvorm de bordspelletjes die de Nederlanders thuis speelden: het molenspel met 2×3 en 2×9 schijven, het triktrakspel en het damspel.
In de periode ca. 1500-ca. 1725 damden en triktrakten ‒vóór 1700 schaakten ze slechts zelden‒ de Europeanen op de speldoos. De speldoos bevatte altijd een triktrakpatroon en een 8×8-ruitenpatroon maar niet altijd een molenpatroon. De Nederlander Jan de Ruiter ging na hoeveel speldozen die bewaard zijn gebleven een molenpatroon hadden: ongeveer de helft. Betekende dit dat het molenspel minder populair was dan de twee, later drie, andere genoemde bordspelen? Bestelden de rijken van Europa die gevoelig waren voor status een speldoos zonder molenpatroon?
In de 18e eeuw lijkt het molenspel niettemin in de noordelijke Nederlanden een zekere status te hebben gehad. Sommige families uit de hogere kringen bestelden toen bij de zilversmid namelijk zilveren miniatuurspelborden, met aan de ene kant een molenpatroon en aan de andere kant een ruitenpatroon met 64 velden. De smid leverde ze bijna altijd af met schijfjes; het waren dus damborden.
In de noordelijke provincies speelden plattelanders in de 18e en 19e eeuw molenspel en damspel op eenzelfde type bord, dus met aan de ene kant een molenpatroon en aan de andere kant een ruitenpatroon. Het ruitenbord telde echter geen 64 maar 100 velden. Dit type bord raakte in de jaren twintig van de 20e eeuw in onbruik, en daarmee verdween het molenspel uit de Nederlandse samenleving. In een aantal andere Europese landen ‒ik weet van Duitsland, Frankrijk en Denemarken, maar het zijn er mogelijk veel meer‒, overleefde het molenspel tot in onze tijd.

In de vloer gekrast molenbord in de gevangenis van Enkhuizen,
gebouwd in 1612
[Arie van der Stoep, Jan de Ruiter & Wim van Mourik 2021:211]