34. Het middeleeuwse molenspel
Met schaken, triktrak en dammen behoorde het molenspel (foto) tot Europa’s vier populairste bordspelen, daar kan geen twijfel over bestaan. Twijfel ontstaat wanneer ik wil weten hoe de verschillende sociale klassen het molenspel waardeerden, want er zijn tegengestelde signalen. Om voor de middeleeuwen een antwoord te vinden steek ik ook de grens over tussen middeleeuwen en Nieuwe Tijd, in de aanname dat de positie van bordspel in de middeleeuwse Europese samenleving weinig verschilde van de positie na 1500.
De Engelse schrijver John Lydgate maakt in een boek van 1426 sociaal verschil tussen schaken en dammen enerzijds en molenspel anderzijds. De persoon die hij aan het woord laat, symbool van de mens die met overgave de geneugten van het leven proeft, schaakt en damt met heren maar speelt molen met een schaapherder, vertegenwoordiger van een nederige sociale klasse [Stoep 2007:161-2]. Dit sluit aan bij het woordgebruik van David Parlett [2018:109-11], die het molenspel een rustiek spel noemt. Het woord rustiek kent de positieve gevoelswaarde van landelijke rust, maar de negatieve van boers, onbeschaafd. Parlett haalt William Shakespeare aan, die het molenspel in zijn “A Midsummer Night’s Dream” (1596) neerzet in een landelijke omgeving. Shakespeare noemde het spel morris. Het Engels kent daarnaast nog de oorspronkelijke naam merels, ontleend aan het Frans (de Franse spelling was merelles).
Werd Parlett beïnvloed door zijn collega en landgenoot Robert Bell? Bell meende dat het molenspel in de hogere middeleeuwse kringen juist hoog in aanzien stond, vooral in de 14e eeuw. Hij beroept zich daarvoor op een schitterend geïllustreerd Noord-Italiaans manuscript uit die tijd, speciaal vervaardigd voor gebruik aan het hof, waar de illustrator zich heeft uitgeleefd op een molenspeldiagram [1969:94]. Dat moet wel betekenen, aldus Bell, dat het dit spel voor de bewoners van het hof belangrijk was.
Mijns inziens faalt zijn argument. De rekken van onze kiosken puilen uit van boekjes met kruiswoordraadsels, sudoku’s en dergelijke. Het bewuste 14-eeuwse handschrift, met schaakpuzzels, triktrakpuzzels en molenpuzzels, is het equivalent van ons puzzelboek. Wanneer koning Willem Alexander in een interview iets loslaat over zijn voorliefde voor kruiswoordpuzzels, stichten royalisten stante pede een fonds om hem op z’n volgende verjaardag te verrassen met een boek vol dergelijke puzzels. Dat grissen ze niet mee uit een kiosk maar laten ze speciaal ontwerpen. Uiteindelijk bieden ze hem een fraai gekalligrafeerd en geïllustreerd boek aan. De kwaliteit van dat boek zegt niets over de status van de kruiswoordpuzzel maar alles over de status van de ontvanger. En zo zegt het prachtig geïllustreerde middeleeuwse handschrift niets over de status van de bordspelen maar alles over de status van de ontvanger van het handschrift.
Linguïstisch onderzoek wijst op een lage sociale waardering voor het molenspel: noch de molenschijf [Stoep 2007:106,155] noch het molenbord [Stoep 2007:153-4] had een eigen naam. Tussen haakjes, die ontbrekende bordnaam bemoeilijkt onderzoek. En dat het damspel en het molenspel tot in de 14e eeuw dezelfde naam hadden, maakt het er niet eenvoudiger op.
Het onderwerp van hoofdstuk 33 was de speldoos. Ik stelde vast in welke eeuw de speldoos opkwam: eerste helft 16e eeuw.
De speldoos
De tijd van ontstaan is van belang voor onderzoek naar de geschiedenis van het molenspel, omdat de meubelmaker de speldoos behalve van een patroon voor triktrak en een patroon voor schaken en dammen vaak voorzag van een patroon voor het molenspel. Parlett [2018:111] neemt aan, onderzoekers vóór hem volgend, dat de speldoos een middeleeuwse innovatie was. Op basis daarvan concludeert hij dat het molenspel een status bezat die nauwelijks onderdeed voor de maatschappelijke waardering voor schaken en triktrak.
Het Kunsthistorisches Museum van Wenen bracht in 1998 29 spelborden bijeen. Zoals de catalogus [Seipel 1998:89-113, 145-201, 219-244] laat zien ging het om kostbare exemplaren, besteld door aanzienlijke Europese families die kunstobjecten verzamelden. Ongeveer de helft (14 stuks) van de borden bevatte een molenpatroon. Hier het triktrakpatroon van een (Duitse?) speldoos uit de 16e eeuw van pruimen- en notenhout ingelegd met been, overgenomen uit Seipel 1998:156-7. Boven het patroon van het molenspel.
De speldoos in Seipel:164-5 is gemaakt in Eger ‒ zie voor de speldozen uit Eger hoofdstuk 33. Het is opmerkelijk dat de kunstenaars uit Eger geen molenpatroon inlegden maar de voorkeur gaven aan een prachtig ingesneden voorstelling uit bijvoorbeeld de mythologie. Zie voor afbeeldingen Voigt 1999. Ik reproduceer een voorstelling uit 1686 van Keizer Leopold I die wordt voorgesteld als Julius Caesar.
Status en populariteit
Anders dan Parlett, geef ik er de voorkeur aan, onderscheid te maken tussen status en populariteit. De speldoos-met-molenbord werd frequent gebruikt van de eerste helft der 16e eeuw tot in de eerste helft der 18e eeuw, laten we zeggen tot ongeveer 1730, en dus mogen we aannemen dat het molenspel toen werd gespeeld in de hogere kringen die zich een speldoos konden veroorloven. Enkele vertegenwoordigers van die betere kringen in Nederland bestelden kostbare poppenhuizen, die ze opstelden om bezoekers te imponeren, het was geen kinderspeelgoed. Voor die poppenhuizen lieten ze de zilversmid miniatuurspelborden maken, gecombineerde borden voor molenspel en damspel.
Het rustieke platteland
Het gecombineerde bord voor molenspel en damspel op 10×10 ruiten was in gebruik op het platteland van Noord-Nederland vanaf de tweede helft der 17e eeuw tot in de eerste twintig jaren van de 20e eeuw [Stoep 2007:85; Mourik 2014]. De plattelanders maakten deze borden zelf, ze soms daterend en ze voorziend van hun initialen of van hun woonplaats.
De maatschappelijke positie van het molenspel
Voor Nederland geldt: het molenspel werd gespeeld in alle sociale geledingen. Deze vaststelling betreft de populariteit. Er is echter verschil tussen de status en de populariteit van het spel. Er zijn 18e-eeuwse Nederlandse ooggetuigenverslagen over heren die in een openbare gelegenheid, het koffiehuis, damden en triktrakten ‒ schaken deden ze niet, dat spel was in Nederland nauwelijks bekend. Wat de heren in de openbaarheid níet speelden was het molenspel. Het molenspel, zo is mijn conclusie, werd veel gespeeld maar bezat een lage maatschappelijke status. Dit geldt evenzeer voor de middeleeuwen. Friedrich Berger [2003:15] komt tot dezelfde gevolgtrekking.
In het Marokkaanse deel van het Atlasgebergte, merkt Berger nog op, staat degene die het molenspel sterk speelt in hoog sociaal aanzien. Het betreft evenwel spelers op het rustieke platteland, ver van de “beschaafde” stad.