45. Philidor in Nederland
In het vorige hoofdstuk liet ik François-André Danican Philidor in Frankrijk achter. Parijs lag aan zijn voeten vanwege de muziek die hij componeerde, schakend Parijs vanwege zijn speelsterkte: al op zijn zestiende kon bijna niemand meer van hem winnen. In dit hoofdstuk vertrekt hij naar Nederland, een avontuur dat hij bijna bekoopt met zijn leven. De historie zwijgt erover hoe hij erin slaagde Zuid-Nederland door te komen, toen oorlogsgebied.
Ik vertel iets over de oorlog waarin Nederland in dit jaar verwikkeld was, over wat een Parijzenaar in Nederland kwam doen, over de in Den Haag gelegerde Engelsen die een rol in zijn leven zullen spelen, en over schaken en dammen in Noord-Nederland. Hoe groot is de kans dat hij schakers aantreft? Spelen Nederlanders dezelfde damvariëteit als hijzelf?
Oorlog met Frankrijk
In het verleden hebben Frankrijk en Nederland vele oorlogen uitgevochten. Ik heb school gegaan in Nederland, en daar heb ik natuurlijk geleerd dat Frankrijk vroeger een criminele agressor was die ons onschuldige land almaar zonder enige aanleiding aanviel. In de jaren veertig van de 18e eeuw was het weer eens zo ver.
Het conflict tussen Frankrijk en Nederland maakte deel uit van een grote Europese oorlog, de Oostenrijkse successieoorlog (1740-1748). In 1740 besteeg Maria Theresia de Oostenrijkse troon als opvolger van haar vader, keizer Karel VI. Voor een aantal vorsten was dit aanleiding tot een oorlog: zij wensten geen vrouw op een troon waar zij zelf aanspraak op dachten te maken, en bovendien was het uitgesloten dat een vrouw de titel keizerin kon voeren.
Een van deze vorsten was Lodewijk XV van Frankrijk. Hij verbond zich met Spanje en een aantal Duitse koningshuizen. De Zuidelijke Nederlanden maakten deel uit van Oostenrijk en raakten daardoor in het conflict betrokken. De machtige agressor Lodewijk bezette de zuidelijke Nederlanden.
Op het moment dat de Franse troepen aan de zuidelijke grens van Noord-Nederland stonden, schoot Engeland, Frankrijks aartsvijand, ons kleine landje te hulp: de Engelse koning George II, trouwens geboren in Duitsland, zijn vader was een Duitse Keurvorst, stuurde troepen. Die troepen werden naar het zuiden gestuurd om daar de Fransen een halt toe te roepen. In de noordelijker gelegen stad Den Haag zat een klein Engels garnizoen. Ik heb niet kunnen achterhalen hoeveel manschappen het telde. Het aantal officieren moet evenwel beperkt zijn geweest, ze waren nodig aan het front.
Philidor’s doel
In december 1745, hij was op 7 september negentien geworden, vertrok Philidor naar Nederland in gezelschap van de vader van een meisje van dertien, een wonderkind op het klavecimbel. Haar vader, zijn naam was Lanza, had met de beroemde Italiaanse vioolvirtuoos en componist Francesco Geminiani (1687-1762) afgesproken dat zij in Nederland twaalf concerten zou geven. Op de dag van vertrek was het meisje echter ziek. Zij bleef met haar moeder in Parijs achter terwijl haar vader samen met Philidor naar Nederland vertrok. In Rotterdam wachtte hun een tragisch bericht: het meisje was overleden [Allen 1863:21].
Dit pakte slecht voor Philidor uit: hij moest terug naar Parijs, maar het ontbrak hem aan middelen. Wreed was in die dagen het leven voor een berooide vreemdeling. Door welk wonder is de jongeman niet doodgevroren op een armzalige zolder in een Hollandse stad, met een lege maag, onder de luizen en in stinkende kleren die in ruime plooien afhingen om zijn uitgeteerde lichaam?
Schaken in Nederland
In de late 17e eeuw traden in Parijs ‒en in andere Franse steden?‒ schakers in de openbaarheid. Dit gaf de stoot tot de geboorte van een Frans schaakleven, stelde ik in hoofdstuk 44. Voorheen speelden zij hun spel in besloten kring, maar zij verplaatsten hun bijeenkomsten naar de openbare ruimte van het koffiehuis. Die transitie van beslotenheid tot openbaarheid vond overal in Europa plaats, en gold niet alleen het schaakspel.
Nederland liep in dit opzicht ongeveer een eeuw achter op de ontwikkeling in Frankrijk. Het schaakspel was in Nederland tussen 1500 en 1700 niet onbekend, dat is het meest positieve wat ik ervan kan zeggen (hoofdstuk 38, hoofdstuk 40). In de 18e eeuw traden schakers, allemaal stedelingen, wat meer op de voorgrond. Vergeleken met de dammers stelde hun aantal echter weinig voor (hoofdstuk 42). Hun spel blijkt sterk onder invloed van het damspel te staan, wat zich uitte in namen die betrekking hadden op de promotie van de pion tot koningin (hoofdstuk 41).
De verhouding schaken-dammen weerspiegelt zich in de inventarissen van koffiehuizen. We vinden het schaakbord alleen in de meest luxueuze koffiehuizen en dan nog in geringe aantallen. Zo’n luxueus koffiehuis was in Rotterdam het Fransch Koffiehuis, door de Fransman Jean Amalry in 1730 geopend pal tegenover het monumentale Rotterdamse Beursgebouw. Na Amalry’s dood in 1760 maakte een notaris de balans op. In de benedenkamer noteerde hij twee schaakborden met stukken en elf damborden met schijven, in de bovenkamer twee schaakborden, waarvan een van zilver, en twaalf damborden met schijven [Mourik & Stoep 2019:109].
In Philidor’s tijd scheen voor schakers in Frankrijk veel meer de zon dan in Nederland.
Dammen in Nederland
Het eerste Nederlandse koffiehuis opende zijn deuren in 1665. In de 18e eeuw kwam dit maatschappelijke smeermiddel in de mode bij vertegenwoordigers der hoogste sociale klasse [Wijsenbeek 1994:39,43], en al evenzeer bij andere groeperingen welgestelden als intellectuelen, hoogwaardigheidsbekleders en kooplieden [Wijsenbeek 1994:48-9].
Welke spelen speelden deze lui? Veel dammen en weinig schaken.
De Franse Nederlander Pierre Marin in zijn woordenboek van 1710: “Het damspel is in de Hollandse koffiehuizen zeer bekend”.
Literator Willem van Swaanenburg in 1725: in het koffiehuis wordt gedamd en getriktrakt, in de kroeg gekaart. Hij maakte daarbij de aantekening dat triktrak niet in de algemene ontvangstruimte van het koffiehuis wordt gespeeld maar in beslotenheid, dus in een zaal die niet voor iedereen toegankelijk is [Stoep 1997:66]. Een jaar later, Willem was een productieve schrijver, maakt hij melding van drie in het koffiehuis gespeelde damvariëteiten, naast de gebruikelijke nog Spaans dammen en Fries dammen. Wat verstaat hij onder Spaans dammen?, ik heb geen idee. Fries dammen, gespeeld op het 10×10 bord, is zonder enige twijfel de meest gecompliceerde tak van het damspel, met diagonaal schuiven maar met zowel diagonaal slaan als slaan over rijen en kolommen.
Een notarisprotocol van begin 18e eeuw vergunt ons een blik op nog een ander spel. Op 30 mei 1702 liet een zekere Abraham Nehemia Cardozo bij de notaris vastleggen dat hij in de periode 1678-1702 in Amsterdamse herbergen en koffiehuizen nooit om grof geld heeft gespeeld. Cardozo: in de herberg speelde ik triktrak en kaart, in het koffiehuis dammen en mancala [Stoep 1997:61]. Mancala moet in Amsterdam vrij algemeen zijn gespeeld. In 1708 ging Hendrick Visjager failliet; tot zijn boedel behoorden 11 mancalabordjes met een aantal schelpen. Mancala is een spel dat door (Nederlandse?) zeelieden na een verre en ongetwijfeld barre zeereis met een klein zeilschip uit Afrika mee naar Europa werd genomen. Zie voor de aard van dit moeilijke spel David Parlett [2018:207-23]. Invloed van Afrika op Europa, het is een zeldzaam fenomeen.
Mancalaspelers in Afrika
Philidor als dammer
Kon Philidor met een Nederlander dammen? Jazeker: de Fransen waren tussen 1670 en 1690 het Nederlandse spel op het 100-ruitenbord gaan spelen, het inruilend voor de middeleeuwse variëteit op het 64-veldenbord. Vanzelfsprekend bleven er dammers vasthouden aan hun vertrouwde spel, maar Philidor behoorde niet tot hen.
Er zijn tekenen dat het 100-ruitenbord ook Engeland heeft bereikt. De Engelsen hielden evenwel tot op de dag van vandaag vast aan de middeleeuwse variëteit op het 64-veldenbord, dat malle continentale damspel kreeg geen kans. Twee aantekeningen. Een: de enige verandering sinds de 15e eeuw is in Engeland de invoering van de slagplicht (in de 20e eeuw). Twee: het schaakspel heeft in Engeland het damspel zo goed als weggevaagd. The winner takes all.
Het Engelse damspel en de variëteit die Philidor speelde zijn natuurlijk in de kern hetzelfde. Tegelijk verschillen de regels zodanig dat het voor Philidor lastig zou wezen tegen een Engelsman in diens variëteit uit te komen. Doordat de schijf in het Engelse damspel in tegenstelling tot het damspel dat Philidor speelde niet achteruit mag slaan, moest Philidor zijn stelling anders inrichten dan hij gewend was: in het Engelse damspel glipt een randschijf gemakkelijker naar dam dan in het spel op het 100-ruitenbord. Ik spreek uit ervaring.
Philidor’s situatie
Hiermee is Philidor’s situatie geschetst toen hij in december 1745 voet zette op Nederlandse bodem en zonder middelen van bestaan kwam te zitten. Hij kon zich niet in leven houden door in een koffiehuis te schaken om een inzet, bijvoorbeeld een maaltijd.
Wat dan? Het tegen een Nederlander opnemen op het dambord stond gelijk aan de hongerdood accepteren; hij was toch in de allereerste plaats schaker, en naar verwachting zou hij in een dampartij tegen een Nederlander meestal aan het kortste eind trekken.
In Den Haag zaten Engelse officieren die hij kon uitdagen. Zij waren echter gering in aantal. En zouden zij na een paar nederlagen niet weigeren nog langer geld aan hem te verliezen?
En toch en toch, hij overleefde. Het volgende hoofdstuk over het hoe.