44. Philidor leerde schaken
François-André Danican Philidor, in 1726 geboren in de nabijheid van Parijs en opgegroeid in of in de onmiddellijke nabijheid van het paleis van Versailles, onderkomen van koning Lodewijk XV en zijn hofhouding, leerde schaken. Voor ons, 21e-eeuwers, is leren schaken een vanzelfsprekendheid. Ook voor Philidor. “In de jaren veertig van de 18e eeuw werd in elk koffiehuis van Parijs geschaakt”, vertelde Philidor vier decennia later aan de Engelsman Richard Twiss, die hem interviewde voor zijn tweedelige boek “Chess” (1787 en 1789) [Eales 1985:109].
Wat Philidor gezien zijn leeftijd niet besefte was, dat schaken en koffiehuis niet altijd een vanzelfsprekende combinatie was geweest. Een korte terugblik op de uitkomst van mijn onderzoek naar de positie van het schaakspel in Frankrijk in de periode 1500-1700.
Schaken in Frankrijk in de 16e en 17e eeuw
In de 16e en een deel van de 17e eeuw was het schaakspel maatschappelijk onzichtbaar. Er werd geschaakt, maar in besloten gezelschappen (hoofdstuk 37). Die onzichtbaarheid bleek bijvoorbeeld uit de betekenis die de spelnaam jeu des eschecs rond 1500 had gekregen, namelijk triktrakspel. Dit wijst erop dat de spelnaam ongebruikt lag te wachten op een groep die om een naam verlegen zat. Dat kwam triktrakspelers goed uit, zij hadden een naam voor hun spel nodig. De naam eschecs was vrij; buiten de besloten schaakgezelschappen, die de vertrouwde middeleeuwse naam eschecs gebruikten, kwam de naam eschecs niet voor.
Schaken in Frankrijk in de 18e eeuw
Mijn onderzoek naar de maatschappelijke positie van bordspelen als schaken, triktrak en dammen in voorbije eeuwen leverde een resultaat op dat haaks staat op de inschatting van Harold Murray dat schaken tussen 1540 en 1790 de favoriete tijdpassering binnenshuis van de hogere en middenklasse is geweest [1913:851]. Ik heb bijvoorbeeld gevonden dat in de 16e en 17e eeuw dammen veruit het meest gespeelde spel is geweest, met triktrak op de tweede plaats (hoofdstuk 37).
Voorlopig bleven dammen en triktrak veel gespeelde spelen. Toen eind 17e eeuw of begin 18e eeuw ‒ik kan dat niet vaststellen‒ in sommige landen het schaakspel opkwam, moest het zijn plek in de wereld dus delen.
Rond 1700 verloor de spelnaam eschecs zijn betekenis triktrak. De oorzaak kan niet zijn dat de Fransen op triktrak waren uitgekeken, want het spel bleef onverminderd populair. Nee, het ligt aan de schakers, die eisten het alleenrecht op de naam eschecs. Toen zij met hun spel naar buiten waren getreden en er steeds meer schakers kwamen, verloor de spelnaam eschecs zijn betekenis triktrak. Een kwestie van taaleconomie: het is in de communicatie hinderlijk wanneer twee verschillende bordspelen dezelfde naam dragen.
Taal is een seismograaf van maatschappelijke veranderingen en is dus een nuttig instrument om te worden ingezet bij historisch onderzoek, ik herhaal het nog maar eens.
Een rol voor het koffiehuis
Het in de 17e eeuw opgekomen en in de 18e eeuw doorgebroken koffiehuis brengt een deel van het leven dat zich voorheen afspeelde binnen de besloten muren van het woonhuis in de openbaarheid. In Nederland bestond het publiek uit de welgestelden uit de samenleving: intellectuelen, hoogwaardigheidsbekleders, kooplieden (hoofdstuk 39), en de clientèle in Frankrijk zal niet anders zijn geweest.
Het koffiehuis maakte zichtbaar wat eerst onzichtbaar was. Tot de dingen die zichtbaar werden, behoorde het schaakspel. De nieuwe ontmoetingsruimte lokte de schakers uit hun isolement; ze gingen hun spel spelen in het koffiehuis, hun spel zichtbaar makend.
Dit gebeurde al in de late 17e eeuw. Een zekere Caze noteerde zeventien partijen die hij in Parijs zag spelen, waarschijnlijk in de jaren tachtig [Eales 1985:100], en hij deed dit naar ik aanneem in het koffiehuis.
De mate van belangstelling voor het schaakspel fluctueerde, in elk geval in Frankrijk. Eales [1985:104] citeert een passage uit de “Encyclopédie” van 1755 die stelt dat schaken uit de mode is geraakt.
Overigens was het koffiehuis niet alleen een gelegenheid om er een beschaafd spel als schaken ‒en dammen, daar kom ik nog op terug‒ te spelen, er werd ook flink gegokt, naar het schijnt meer dan er werd geschaakt en gedamd. Triktrak wordt gespeeld met dobbelstenen en is een kruising tussen een denkspel en een gokspel. Uit de in hoofdstuk 39 genoemde beschrijvingen van triktrakken in Nederlandse en Vlaamse kroegen en koffiehuizen blijkt hoeveel ruzie en ellende het spel veroorzaakte. Hoe hoog waren die inzetten? We mogen ze, neem ik aan, niet vergelijken met de inzetten in de hoogste kringen van Versailles en Parijs. De hertog van Saint-Simon beschreef in zijn uitgebreide herinneringen aan zijn leven aan het hof dat de inzetten bij dobbelspelen steeds hoger werden, zodat de spelen herhaaldelijk verboden werden, natuurlijk tevergeefs [Eales 1985:102-3].
Het paleis van Versailles
Waar leerde Philidor schaken?
Het koffiehuis bracht het schaakspel dus van beslotenheid naar openbaarheid. Het koffiehuis ontwikkelde zich naast de vanouds bestaande kroegen en taveernen tot een gelegenheid voor de beter gesitueerden, alleen mannen. Namen die mannen het schaakspel mee naar huis, bestelden ze een schaakbord en stukken en speelden ze het met hun vrouw en kinderen? In Nederland drong het schaakspel in de 18e eeuw langzaam door tot het woonhuis in de stad, al bleef het aantal schaakborden ver achter bij het aantal damborden (hoofdstuk 40). De ontwikkeling in Parijs en omstreken zal niet anders zijn geweest, dus langzaam.
Hoe groot is de kans dat Philidor op jonge leeftijd heeft leren schaken in de huiselijke kring? Naar het mij voorkomt niet groot. Dus heeft hij leren schaken in een openbare gelegenheid. Niet in het koffiehuis, daar had een kind geen toegang. In het geval van Philidor was de openbare gelegenheid de concertzaal van het paleis. “Philidor heeft leren schaken bij de musici van het koninklijk orkest”, schreef zijn biograaf, en al zoekend beland ook ik daar, in de concertzaal.