48. Philidor schrijft zijn boek
Begin 1747 troonden Engelse militairen André Philidor vanuit Den Haag mee naar Londen. Hij had meer dan een jaar in Nederland vastgezeten, zie hoofdstuk 46.
In 1748 maakte hij met diezelfde Engelsen de oversteek over de Noordzee terug naar de Lage Landen om inschrijvers warm te maken voor het boek dat hij van plan was te schrijven [Murray 1913:862]. Het lukte hem: zijn boek zou hem voor altijd een ereplaats in de (schaak)geschiedenis bezorgen. Aan dat boek is dit hoofdstuk gewijd.
Uitgebreide aandacht voor een schaakboek op een site die mede beoogt de geschiedenis van het damspel te schrijven, is dat niet van de zotte? Nee, want in Philidor’s boek vinden we sterke invloeden van het damspel op het schaakspel.
Philidor mag zijn boek in Nederland hebben geschreven, het werd gedrukt in Londen. Taal: Frans. Toen het boek in 1749 verscheen ‒de productie van een boek was een tijdrovend proces, het personeel van een drukkerij priegelde één voor één blokjes van metaal of hout met letters in een matrijs‒ hadden Engelse militairen Philidor weer mee teruggenomen naar Engeland.
Het aantal inschrijvers was 127, de totale oplage bedroeg 433 stuks [Murray 1913:862, Petzold 1986:194-5].
Toen hij met schrijven bezig was, bezocht Philidor het Engelse kamp in Eindhoven, dat in het zuiden van Nederland het oprukkende Franse leger een halt toe moest roepen, om voor zijn boek reclame te maken. De Hertog van Cumberland, de commandant, tekende in voor 50 exemplaren, en het wekt dan ook geen verbazing dat Philidor zijn boek aan hem opdroeg [Petzold 1986:194-5]. De daad van de commandant “gaf natuurlijk vele andere officieren aanleiding zijn voorbeeld te volgen” [Eales 1985:114].
Er was een herdruk in Londen (1752), een editie in het Engels (1750) en in het Duits (1754) [Eales 1985:114].
Schrijvers over het schaakspel zijn het roerend met elkaar eens: zowel qua opzet als qua inhoud is Philidors’s boek een absolute vernieuwing. In dit hoofdstuk bespreek ik het eerste facet, een vergelijkend uitstapje naar het damspel makend.
Opzet van Philidor’s boek
Harry Golombek [1976:121]: “Philidor schreef een nieuw soort schaakboek”. Harold Murray [1913:866]: “Geen enkele schrijver vóór hem had geprobeerd zo gedetailleerd en begrijpelijk de bedoeling van bepaalde zetten uit te leggen (…) Philidor’s heldere en precieze aanwijzingen waren een revelatie”.
Wat deed de jonge Fransman precies? Hij componeerde vier partijen (en tien partijen waarin hij liet zien hoe de partij kan verlopen wanneer een speler voor andere zetten kiest) en legt het waarom van een zet uit [Murray 1913:867]. Richard Eales [1985:115]: terecht prijst Murray de helderheid, de beknoptheid en de zekerheid ‒Philidor twijfelde niet aan de juistheid van zijn visie‒ van Philidor’s presentatie. Dit was, oordeelt Eales, de oorzaak van zijn succes.
Jacob Silbermann & Wolfgang Unzicker [1977 I:54-5] schrijven het succes eerder toe aan zijn inzichten: “Philidor’s theoretische inzichten hebben een grote invloed gehad op de hele schaakwereld, omdat hij schaakte vanuit een nieuw principe. Ongetwijfeld overdreef hij de toepassingsmogelijkheden van dit principe en riep daarmee een tegenstroming op”. Een pagina eerder loven zij Philidor’s helderheid [1977 I:53]: “De kenmerken van Philidor’s analyse zijn duidelijkheid en methodiek”.
Joachim Petzold [1986:196]: “Philidor stelde zich ten doel te tonen hoe men via een in de opening verkregen voordeel systematisch naar een overwinning kan spelen”.
Opzet van twee damboeken
Ik steek de grens over naar het damspel. De Fransman Pierre Manoury schreef twee damboeken (1770 en 1787), de Nederlander Ephraim van Emden één (1785). Is hun opzet enigszins vergelijkbaar met de opzet van Philidor?
De opzet van Manoury in het geheel niet.
De Nederlander laat zich beter met Philidor vergelijken: hij besteedt zijn vierde hoofdstuk, blz. 49-82, aan een partij waarin hij van elke zet het doel uitlegt. Hij bespreekt grondprincipes, bijvoorbeeld hoe je een opgerukte schijf beschermt, hoe je je twintig schijven over het bord verdeelt en hoe je voldoende bewegingsvrijheid houdt.
Liet Van Emden zich hier door Philidor beïnvloeden? Hij moet dan de Franse versie van diens boek uit 1749 of 1777 hebben gekend ‒in deze tijd spraken en lazen de hogere Nederlandse standen Frans‒, want de eerste Nederlandse vertaling van Philidor verscheen een jaar na zijn eigen boek in 1786 (hoofdstuk 42). Ik kan het niet uitsluiten, maar wijs erop dat in Van Emdens tijd het schaakspel in Nederland niet vaak werd gespeeld (hoofdstuk 41), zodat zijn omgeving geen druk op hem kan hebben uitgeoefend in Frankrijk een schaakboek te bestellen.
Philidor en Van Emden bespreken beiden het eindspel. Murray [1913:868]: Philidor maakte een begin met wetenschappelijk en systematisch eindspelonderzoek. We hoeven niet te denken aan invloed van de Fransman op de Nederlander, aandacht voor het eindspel is in zowel een instructieboek voor schakers als in een instructieboek voor dammers vanzelfsprekend. Van Emden waagt zich niet alleen aan het genre drie dammen tegen één dam maar ook aan het uiterst lastige genre vijf tegen twee dammen, dat alleen door een sterke computer foutloos wordt behandeld.
De forcingcombinatie
Zowel in een leerboek schaken als in een leerboek dammen krijgt de leerling onderricht in wat een combinatie heet. Ik geef drie definities van de combinatie in het schaakspel en vergelijk deze daarna met de combinatie in het damspel.
Chessacademy Suriname: “Een combinatie is een geforceerde manoeuvre van zetten waarbij één of meer stukken samenwerken”. J. Eade in “Schaken voor dummies”: “Een combinatie is een reeks gedwongen zetten (meestal met een offer)”. De Nederlandse Wikipedia: “Een combinatie is een manoeuvre waarbij twee of meer schaakstukken samenwerken, vaak met een (schijn)offer of een verrassende pointe, die de tegenstander tot bepaalde zetten dwingt en die een bepaald voordeel oplevert”.
Een schaakprobleem is een artistieke toepassing van de combinatie. Euwe, Niemeijer, Rueb & Trotsenburg [1932:35-94] zetten 359 problemen op diagram van Henri Gerard Marie Weenink (1892-1931), gevolgd door de oplossing [:95-107]. Bij die oplossingen vinden we soms het woord dreiging: wit aan zet dreigt stukwinst of mat en dwingt zwart daarmee tot een voor wit voordelige zet.
Het damspel kent hetzelfde type combinatie; we kunnen de drie definities van de combinatie in het schaakspel dan ook bijna ongewijzigd op het damspel plakken. De schrijver van deze site publiceerde in 2011 het boek “Miniatuurforcings” en in 2018 het boek “Forse forcings”, met respectievelijk problemen van auteurs uit diverse landen met maximaal acht schijven voor beide kleuren en minimaal negen schijven voor beide kleuren. Wit dwingt zijn tegenstander tot een of meer bepaalde zetten en voert dan een slagcombinatie uit.
De slagcombinatie
Noemde ik tot hier overeenkomsten tussen schaken en dammen, het damspel heeft ten opzichte van het schaakspel nog iets extra’s: de slagcombinatie. Om die reden is dammen aantoonbaar een rijker spel dan schaken. Vooral de damspelvariëteit die Pierre Manoury en Ephraim van Emden speelden, het tegenwoordige Internationaal Dammen, kenmerkt zich door een grote combinatierijkdom.
Door de sprongslag plus de regel dat slaan verplicht is plus de 2×20 schijven, wemelt het Internationaal Dammen van wat de dammer “combinatie” noemt; om die reden kan de speler zich geen moment concentratieverlies veroorloven. Manoury en Van Emden besteden veel aandacht aan dit aspect. Manoury [1770:112]: “Het damspel telt oneindig veel finesses en listen”, daarmee vooral ook doelend op deze wijze van combineren. Hij neemt enkele slagcombinaties op in zijn boek. Van Emden geeft in zijn veel dikkere boek honderdvijftig slagcombinaties ter oplossing op: vijftig damzetten, dat zijn combinaties naar dam, en honderd combinaties waarin wit wint zonder dam te halen. Achterin het boek staan de oplossingen.