Hoofdstuk 46

46. Philidor’s trektocht door Nederland
 In december 1745 reisde André Philidor vanuit Frankrijk naar het noorden om met een jonge klavecimbelspeelster, een meisje nog, in Noord-Nederland een serie concerten te geven. Hoe hij vanuit Parijs heeft gereisd weet ik niet; vermoedelijk via Brussel en na Brussel zeer waarschijnlijk via Antwerpen. In het noorden van Brabant lag een hindernis: het Hollands Diep, ontstaan nadat in de 15e eeuw enige malen de Sint Elisabethvloed het grensgebied tussen Holland en Brabant had overstroomd. Ze kregen die naam omdat de stormvloeden steeds optraden rond 17 november, de sterfdag (1231) van de heilige Elisabeth, een Hongaarse koningsdochter. Voordien kon je te voet of te paard van Brabant naar Holland. Ook Vlaanderen heeft van de stormvloeden last gehad. Philidor is dus met een veer de rivier overgestoken om in de buurt van Strijen een nieuwe koets te nemen naar Rotterdam.
Daar wachtte hem een onheilstijding: de klavecimbelspeelster was in Parijs ziek geworden en aan haar ziekte bezweken. Naar Parijs terugkeren was geen optie: hij had al zijn livres of libra’s (de Franse franc bestond nog niet) in de heenreis gestoken. Hoe te overleven?

Het koffiehuis
 In de tijd waarover we spreken ging er in openbare gelegenheden geld om, soms veel geld, met triktrak in de kroeg of het koffiehuis (hoofdstuk 39) en met dobbelen of kaarten in de kroeg. In Parijs kon Philidor schaken om een bescheiden inzet: een kop koffie, een glas wijn, een pasteitje, en naar hieronder zal blijken wist hij zich ook op het dambord flink te weren. Geen enkele speler werd er rijk van, maar als hij heel sterk speelde kon met schaken of dammen overleven. En dát middel greep Philidor in Rotterdam aan!
In de winter van 1745 vertrok hij naar Amsterdam. Met de trekschuit naar ik aanneem, dat was een goedkoper vervoermiddel dan de postkoets. De trekschuit was een boot die kanalen bevoer. Hij had een overdekte roef die plaats bood aan twee banken aan de lengtezijde van de boot en een tafel ertussen. Hij werd voortgetrokken door een paard op het pad naast het kanaal, het jaagpad. De vervoersmaatschappij zorgde voor een dambord, vaak met een oog opgehangen aan de wand. Zie voor afbeeldingen en meer informatie Mourik & Stoep 2019:82-3.
Na een verblijf in Amsterdam reisde Philidor volgens eigen zeggen door naar Den Haag, vermoedelijk weer met de trekschuit.
PieckAnton Pieck: trekschuit met het dambord op tafel

Aanvulling op informatie van schaakzijde
 Dit verhaal over Philidor’s Nederlandse reis baseer ik op vier schaakhistorische bronnen. De schrijvers kenden niet alle in en outs van schaken en dammen in 18e-eeuws Nederland, zodat hun informatie aanvulling of correctie behoeft. Zie over dammen en schaken in Nederland hoofdstuk 45. Wat zeiden zij?
George Allen [1863:22-3]: Philidor damde in Rotterdam en later Amsterdam tegen Nederlanders.
Harold Murray [1913:862]: “Philidor voorzag in zijn onderhoud met schaken en dammen, en de aanwezigheid van het Engelse leger in Nederland garandeerde hem vele tegenstanders die royaal betaalden om tegen hem uit te komen”.
Jacob Silbermann & Wolfgang Unzicker [1977 I:50]: “Zijn schaakkunst redde Philidor uit de nood”.
Richard Eales [1985:113]: “Philidor schaakte en damde met de Engelse officieren die in Nederland waren vanwege de Oostenrijkse Successieoorlog”.
Pieck01Anton Pieck: Engelse herberg

Rotterdam-Amsterdam-Den Haag
 Ik volg Philidor op zijn reis door die Nederlandse steden.
Zie hem zitten in zijn Rotterdamse hotel! In zijn vaderland verkeerde hij met wat nu met denigrerende jaloezie de jetset heet. Als hij niet eens de postkoetsen kon betalen die hem naar Parijs terug moesten brengen, kon hij zich dan meer veroorloven dan een schamel hok in een goedkoop hotel? We weten het niet. In elk geval droeg hij de kleding van zijn klasse en kon hij de sjieke seigneur uithangen. Hij informeerde bij de eigenaar: waar waren koffiehuizen waar hij kon schaken? Die kende de man in Rotterdam niet: “Probeer het in het Fransch Koffiehuis”?
Het Fransch Koffiehuis was het aanzienlijkste van Rotterdam, gelegen aan het Beursplein (hoofdstuk 45) [Mourik & Stoep 2019:109] Dat stelde als alle Nederlandse koffiehuizen aan zijn bezoekers vooral damborden beschikbaar. Omdat het koffiehuis ook de allerrijksten van de stad mocht begroeten, had eigenaar Jean Almary ook schaakborden klaarliggen of aan de wand hangen. Of Philidor in Rotterdam een schakende tegenstander wist te vinden, is onbekend.
GroenewegenGerrit Groenewegen. Rotterdam: Beursplein, met links (huis met de voorgereden koets) het voormalig Fransch Koffiehuis

Volgens Allen [1863:22] had hij volop dammende tegenstanders. “Philidor had ongetwijfeld al gehoord dat Rotterdam zich weliswaar niet kon beroepen op een groots koffiehuis als Café de la Régence, met zijn vele sterke schakers. De stad bezat echter veel eenvoudige koffiehuizen, waar koppels zwaarlijvige Nederlanders piekerend gebogen zaten over een groter bord, bedachtzaam hun hersenen pijnigend met het ingewikkelde Pools dammen”. Pools dammen is de variëteit die in Nederland werd gespeeld sinds de tweede helft van de 16e eeuw.
Philidor heeft al zijn Nederlandse opponenten, of bijna alle, verslagen en kon de inzet incasseren. Dat moet wel, hoe had hij anders in leven moet blijven?
Hier moet ik even bij stilstaan. Een Franse knul van negentien betreedt het Fransch Koffiehuis, lift een dambord met de schijvenzak van de muur en daagt een van Allen’s zwaarlijvige Nederlanders uit tot een partij. Natuurlijk vaak genoeg zonder woorden. Er waren echter ook bezoekers met wie hij kon communiceren, want in de betere kringen was het toen bon ton om Frans te spreken (hoofdstuk 42). Philidor kwam, zag en overwon, een 18e-eeuwse Julius Caesar. Hoe kon dat? Damden Nederlanders vergeleken met Frankrijk op een dermate armzalig niveau dat een negentienjarige uit Parijs hen allemaal versloeg? Hier spelen nationalistische gevoelens op ‒ik ben Nederlander‒, want wanneer ik de Nederlandse damliteratuur van uit de 18e eeuw damtechnisch vergelijk met de Franse zie ik weinig verschil. Ik komt tot de conclusie dat Philidor behalve in muziek en schaken ook uitblonk in dammen. Beschouw hem als een drievoudig wonderkind.
Vanuit Rotterdam voer Philidor traag over de Hollandse kanalen naar Amsterdam om er zijn kunstje te herhalen.
En vandaar naar Den Haag, waar hij (een deel van?) de zomer, de herfst en een deel van de winter van 1746-1747 verbleef. Philidor werd als een der hunnen opgenomen door de Engelse kolonie in de stad, in de officiersrangen van het Engelse garnizoen. Allen [1863:25] vertelt waarom: zij hadden respect voor zijn capaciteiten op het schaakbord. Bovendien werkte zijn karakter mee: Philidor was een aimabel mens. Wat hem vast ook heeft geholpen: in Versailles en Parijs heeft hij kunnen afkijken hoe de betere stand zich kleedde, zich gedroeg, converseerde. Het verklaart waarom hij als volwassen man op voet van gelijkheid kon verkeren met hooggeplaatste figuren uit de Franse en Engelse samenleving. En wat ongetwijfeld ook in zijn voordeel sprak was de grondige algemene ‒hij kreeg zelfs onderwijs in de beginselen van het Latijn‒ en muzikale scholing die hij als muziekleerling in Parijs genoot [Allen 1863:4].
Allens positieve beeld van zijn held werd gedeeld door de jonge Engelse Fanny Burney. Philidor meldde zich in 1771 in Londen bij haar vader, de musicoloog Charles Burney, met een aanbevelingsbrief van Denis Diderot: of Burney Philidor onderdak wilde verlenen. Alzo geschiedde. Fanny: “De heer Philidor is een goed opgevoed, wellevend en zeer sociabel mens, en hij is ook nog eens een goede musicus” [Eales 1985:117].
Philidor heeft het dus in Nederland in de eerste maanden gered doordat hij in Rotterdam en Amsterdam om een inzet damde tegen Nederlanders en later doordat hij werd ondersteund door leden van het Engelse garnizoen in Den Haag. De genoemde schaakhistorici veronderstellen dat zijn schaakcapaciteiten hem er doorheen hebben gesleept, maar had daarvoor wel genoeg Engelse tegenstanders? Het garnizoen moet klein zijn geweest, zie hoofdstuk 45. De Engelsen zaten in Nederland om het land te helpen een dreigende Franse invasie af te slaan. In Den Haag had Nederland geen Engelsen nodig, ze moesten in het zuiden zijn.
Begin 1747 vertrok Philidor naar Londen. Dit gebeurde op initiatief van prins William Augustus, hertog van Cumberland (1721-1765) [Allen 1863:25]. Deze stond aan het hoofd van de Engelse garnizoenen in Nederland en leidde in Vlaanderen de gevechten van de troepen van Engeland, Hannover, Oostenrijk en Nederland tegen de Fransen.